Toornstra: mensenmens en voetballer

Tekst: Pab | Foto: Edwin Verheul

Ik stond bij de bushalte te wachten toen ik opeens iemand zag lopen die op een speler van ons cluppie leek. Of leek het maar zo, doordat mijn gedachten tijdens het wachten afdwaalden naar de club, de spelers en de kansen voor dit nieuwe seizoen? Ik zal het nooit met zekerheid weten, maar ik meende toch dat hij het was.

Later die ochtend las ik in het AD een mooi interview met een van de spelers van ons cluppie waar ik altijd wat mee heb: Jens Toornstra.
Misschien niet de technisch meest begaafde speler. Ook niet de meest scorende speler. Ook niet de best verdedigende speler. In alle opzichten is hij niet de allerbeste. Dat hoeft ook niet, want Jens heeft andere talenten. Zoals altijd alles geven. Al zijn passes, al zijn voorzetten, al zijn schoten en – voor mij als supporter heel belangrijk – altijd werken en er voor gáán. Zonder zeuren. Spelen naar beste kunnen en op de plek waar de trainer hem opstelt. En als hij een keertje niet opgesteld wordt, zal hij geen grote drama’s maken.

Voor mij is hij onmisbaar in het elftal. In dat opzicht is hij vergelijkbaar met Wimpie Jansen. Die viel meestal ook niet op, maar je miste hem altijd als hij eens niet meedeed.

Jens is en blijft iemand die niet graag op de voorgrond treedt, maar die altijd naar beste kunnen zijn ding doet.
“Kein geloel, Fussball spielen”, zei de legendarische Ernst Happel vroeger en zie, de eerste ‘Nederlandse’ Europacup I kwam binnen. Jens is er ook zo eentje, dus wie weet…

Jens Toornstra blijkt iemand die de werkelijkheid (‘het normale leven’ noemt hij dat) niet uit het oog verliest en dit goed onder woorden brengt. Zo zegt hij in het interview onder meer:
“Ik blijf me verwonderen over al dat moois dat ik meemaak.”
“Wij voetballers vermaken mensen, in de zorg redden ze mensen. Hun baan is veel belangrijker dan die van mij.”
“Er zijn miljoenen Nederlanders die geen leuk werk hebben. Zij mogen klagen, niet ik.”
“Aan het normale leven geef ik graag iets terug. Bijvoorbeeld als ambassadeur van de Dirk Kuyt Foundation.”

Jens Toornstra kan voor mij in het rijtje Wimpie en Dirkie. En er zijn nog meer van zulke Feyenoord-spelers. Door de jaren heen en tot op de dag van vandaag. Ik hoop dat het zo zal blijven. Spelers die geen rare hoeden of extreem dure bolides nodig hebben om op te vallen en te laten zien hoe belangrijk ze zijn.

In het interview las ik trouwens ook dat Jens een tatoeage heeft laten zetten. Zijn eerste. Vanwege zijn dochtertje, omdat hij zich voor haar verantwoordelijk voelt en het als een soort beschermengel ziet. Kijk, dat is Jens. Ook dit is een broodnuchtere actie. Zelfs bij de keuze voor een tattoo geeft zijn verantwoordelijkheidsgevoel de doorslag.

Toornstra is een compleet mens en een groot voetballer. Een speler naar mijn rood-witte hart.

Feyenoord en Toornstra passen perfect bij elkaar!


Het Feyenoordste kampioenschap

Tekst: Roy Kemmers | Foto: Edwin Verheul

Het jongste kampioenschap is al veelvuldig besproken, beschreven en nabeschouwd. Dat gebeurde gek genoeg al tijdens het seizoen zelf, vooral sinds het zogenaamde ‘winterkampioenschap’ werd de hype alvast opgepompt met ‘wat als, na 18 jaar..’ bespiegelingen. Dat zwol aan tot halverwege mei ‘De Hunkering van Rotterdam’, ironisch genoeg een week eerder nog door een stadsgenoot tot uitstel gedwongen, een begrip was geworden.

Ondanks de steeds breder uitgesproken verwachting dat Feyenoord kampioen zou worden, werden die woorden rondom De Kuip niet (hoorbaar) in de mond genomen. Gio en de spelers hadden het steevast over een x aantal finales en benadrukten dat ze nog niets in handen hadden. Dat was natuurlijk een waarheid als een rund. Toch hadden ze het ook wél kunnen zeggen. Zoals bepaalde spelers uit de hoofdstad stellig beweerden dat zij het alsnog zouden worden. Dat hadden Gio en de zijnen ook kunnen zeggen.

Maar ze deden het niet.

En de meeste supporters deden het ook niet. Ze kregen het niet over hun lippen, wijs geworden als ze zijn door alle schade en schande in hun respectievelijke Feyenoord-levens. Ik deed het evenmin, als collega’s mij op maandagmorgen ‘zeker’ een plekje op de Coolsingel in het vooruitzicht stelden. Er kwamen immers nog wedstrijden tegen Vitesse, Utrecht, Excelsior en Heracles aan en Feyenoord kon ze winnen, maar kon ze net zo goed verliezen. Het moest eerst maar eens gebeuren.

Pas juichen als er iets gewonnen is. En tot dat moment keihard werken om het voor elkaar te krijgen, wedstrijd voor wedstrijd, minuut voor minuut. Geen woorden maar daden, dus. Dat maakte dit kampioenschap voor mij het ‘Feyenoordste’ kampioenschap dat ik me kan voorstellen. Noeste arbeid met achteraf een verdiende beloning, die uitbundig gevierd wordt. Maar naast heel erg Feyenoords, is het ook de essentie van professionalisme: in elk element van voorbereiding, uitvoering en evaluatie het onderste uit de kan halen. Dat is niet alleen een bewonderenswaardige combinatie van zelfvertrouwen en bescheidenheid. Het is ook een blijk van waardigheid voor de tegenstander: nooit vooraf zeggen dat je ‘eventjes’ gaat winnen, ook al is er ‘op papier’ een groot verschil.

Die winnaarsmentaliteit die vorig jaar werd uitgedragen door Gio, Dirk, Karim, Tonny en de rest vormt nu de basis voor het nieuwe seizoen. Gio weet wat ervoor nodig is om kampioen te worden. En we denken allemaal stiekem dat we nu niet nog eens 18 jaar hoeven te wachten. Maar ook al mogen we in het komende decennium misschien nog een (paar) keer naar de Coolsingel, laten we dat Feyenoordse aan het winnen niet verliezen. Met respect voor elke tegenstander winnen nooit voor lief nemen. De clubcultuur is de basis voor trots en strijd en moet worden gekoesterd, hoeveel successen er ook nog mogen volgen.

Nadat Twente afgelopen zondag met lege handen terugkeerde naar Enschede is na de eerste wedstrijd de volle buit weer binnen. En of we nou kampioen worden of niet: maak er vooral een Feyenoords seizoen van!


Feyenoorders? Dat zijn wij!

Tekst: Marinus de Bokx | Foto: Edwin Verheul

Feyenoord, de volksclub uit Rotterdam. Feyenoord en z’n fanatieke, trouwe legioen. Feyenoord en Feyenoorders, boekenplanken vol zijn en worden er over geschreven.

Wie zijn dat dan, die mythische Feyenoorders? Wie vormen de ‘nummer 12’ waar iedere club bij het betreden van het heilige gras voor siddert?

Als ik thuis de deur uitstap, kom ik de buurman tegen met z’n hondje. “Nou, we gaan het wel weer zien, hè”. Ja, vroeger ging ik ook iedere wedstrijd, maar dat doet ik niet meer, hoor. Zeker niet in de winter. Veel te koud! Nou, succes hè”, zegt hij voordat hij de weg oversteekt. Nog gauw even de hond uitlaten voor de wedstrijd zo begint. Hij is het!

Als ik naar De Kuip fiets, passeer ik een groepje kinderen dat een balletje trapt op een veldje aan het eind van de Oranjeboomstraat. Ze roepen “Feyenoord! Feyenoord! Feyenoord!”. Zij zijn het!

Eenmaal voor de toegangspoorten van De Kuip, zie ik wat gasten die staan te zingen. ‘110% anti 020’ lees ik op de rug van een hoodie. Er staat een afbeelding van een ventje op dat tegen een amsterdammertje pist. Ja, zij zijn het zeker!

Eenmaal binnen en zittend in mijn vakkie zie ik de man die het hele vorig seizoen hetzelfde shirt droeg met ‘Jaap 68’ achterop. Dit jaar heeft hij het nieuwe thuisshirt aan. Misschien omdat we kampioen zijn geworden? Of is het omdat hij geen 68 meer is? Het is wel dezelfde vent, dus hij zal nog steeds wel Jaap heten. Hij is het!

Vlak voor of vlak na het begin van de wedstrijd komt ‘de burgemeester van rij 4’ binnen. Hij groet iedereen die hij kent, gaat zitten en moet steevast na 40 minuten naar het toilet. Na een doelpunt van onze helden moet er gehighfived worden, met iedereen om ‘m heen. Hij is het!

Een paar rijen verder naar boven, het duurde even voor ik in de gaten had waar hij precies zat, de supporter die tijdens elke wedstrijd luidkeels laat blijken het niet eens te zijn met de scheids of met het veldspel. “Idioot!”, “Pannenkoek!” en zo nu en dan wat andere krachttermen die ik hier niet kan herhalen, maar die je vast wel kent. De passie spat er vanaf. Hij is het!

Als ik omhoog kijk, zie ik ook die vleermuis weer die vrolijk boven ons vak rondfladdert. Klaarblijkelijk woont hij in De Kuip. Tja, dat kan dan maar één ding betekenen, het is dus een Feyenoorder! Jammer dat het beestje geen rood-witte vleugels heeft, dan was het plaatje compleet.


Test je kennis over Excelsior Rotterdam-Feyenoord

Tekst: Arie van Krimpen

Ben jij een Feyenoord kenner? Weet je alles van de club, de (ex)spelers en de geschiedenis? Of wil je meer te weten komen over Feyenoord? Test je kennis dan met de voorloper van Professor Feyenoord. Voor elke competitie of bekerwedstrijd publiceert De Feijenoorder 1 of meerdere vragen die betrekking hebben op de desbetreffende wedstrijd. Loop alvast warm en doe ook mee op 24 november 2017 tijdens de jaarlijkse Professor Feyenoord Quiz.

20 augustus 2017, Excelsior Rotterdam-Feyenoord, 2 vragen:

Vraag 1:
In welk jaar won Feijenoord voor het eerst de KNVB Beker door een 1-0 overwinning op Excelsior?
Antwoord: 1930

Vraag 2:
In het seizoen 2002-2003 won Feyenoord tweemaal van Excelsior met redelijk grote cijfers. Hoeveel goals scoorde Feyenoord in die twee wedstrijden?
Antwoord: 10
10 september 2002  Feyenoord – Excelsior 4-1
8 maart 2003          Excelsior – Feyenoord 2-6


Nummer 7

Tekst: Gaby | Foto: Edwin Verheul

De voorzet van onze nummer 7 die resulteerde in het eerste competitiedoelpunt van dit seizoen, die mocht er wezen. Net als in zijn debuutwedstrijd in het eerste van Feyenoord vijf jaar geleden, deed Boëtius wat hem is opgedragen: toen was het zelf scoren en nu is het een medespeler in stelling brengen om te scoren.

Na die wedstrijd in 2012 tegen 020, stond ik met mijn voetbalmaatje in de tram naar huis. We waren al overgestapt van lijn 12 op lijn 25. Een vrouw die naast ons stond en onze sjaaltjes zag, vroeg: ,,Wat hebben ze gedaan?” Zo ontstond een leuk gesprek in de voortrijdende tram terwijl we ons in elke bocht schrap moesten zetten om maar niet om te vallen. Wat bleek? Deze mevrouw was een collega van de moeder van Jean-Paul Boëtius. Ze was blij verrast toen ze hoorde dat hij gespeeld had en ook nog eens had gescoord. ,,Wat zal zijn moeder dat prachtig vinden’’, jubelde ze. ,,Die is altijd zo trots op hem.’’ Ze had een lach van oor tot oor en was op haar beurt weer trots om een collega te zijn van mevrouw Boëtius, ‘de moeder van’.

Deze ontmoeting ging door mij heen toen ik zondag nummer 7 zo koeltjes zag voorgeven en de basis zag leggen voor het eerste competitiedoelpunt. Prachtig! Ook de nummer 7 van het vorige seizoen zag deze mooie actie. De Kuip juichte na de voorbereidende pass van nummer 7 en zong tijdens diezelfde wedstrijd de andere, onvergetelijke nummer 7 van vorig seizoen toe op de tribune. De een smal en donker, de ander gedrongen en blond. De een met nog een grote voetbalcarrière voor zich, de ander net afgezwaaid. Nummer 7. Het shirt is hetzelfde, wat erin zit is totaal anders.  Wat eruit komt, is dan gelukkig wel weer hetzelfde: ze laten de Kuip juichen. Nummer 7: een getal om van te houden.


Het lied van wie?

Tekst: Pieter

Er zijn best wel wat voetballiedjes te noemen die bij een specifieke club horen. Hand in hand, kameraden hoort uiteraard bij Feyenoord. De Sparta Mars hoort bij Sparta, da’s duidelijk. En dan komen al snel ook I’m forever blowing bubbles, Op een slof en ’n ouwe voetbalschoen, Laat de leeuw niet in z’n hempie staan en You’ll never walk alone in mij op. Waarschijnlijk kan 95% van de lezers moeiteloos de namen van de clubs die er bij horen, opnoemen. Jij ook? Dan ben je het er waarschijnlijk mee eens dat clubliederen een essentieel onderdeel zijn van de identiteit van een voetbalclub.

Maar de identiteit van een club bestaat uit meer. Denk aan het stadion, de clubkleuren, de prijzen, het logo en de geschiedenis: iedere club heeft deze kenmerken immers zelf ingevuld en de combinatie ervan kan als uniek worden gezien. Waar de meeste kenmerken niet zo snel van elkaar overgenomen kunnen worden, weten groundhoppers als de besten dat het vocaal wél vaak na-apen geblazen is binnen Europa. In veel stadions hoor je dezelfde liederen en deuntjes terugkomen. Maar dat er op nog geen 175 kilometer rijden vanaf Rotterdam nóg een profclub is waar de supporters het Hand in hand zingen, is wel bijzonder te noemen…

Trots

We stonden eind juli achter het doel in de Luminus Arena, thuishaven van het Belgische KRC Genk. Het was de eerste wedstrijd van het seizoen in de Jupiler Pro League. Coach van de thuisspelende ploeg is oud-Feijenoorder Albert Stuivenberg. Aanvoerder is een oude jeugdheld van mij: Thomas Buffel. De wedstrijd kabbelde wat voort en toen gebeurde het… Je kijkt elkaar aan. ‘Hè? Hoorden we dit nou goed?’

Alles wat je hoort
Is het liedje van Genk-noord
En dan gaan we naar het stadion
En je zoekt een plekje op
Hand in Hand, Kameraden
Hand in Hand, Voor Racing Genk
Geen woorden maar daden, Racing Genk vooruit.

Stiekem ben je dan natuurlijk een beetje trots. Je houdt jezelf in, maar eigenlijk wil je aan al die mensen op de tribune uitleggen dat ze jóuw clublied hebben overgenomen. OK, ze zingen het maar één keer tijdens de hele wedstrijd, maar dan nog. Het Hand in hand. Hier. In Genk. België!

Concurrentie

KRC Genk, ontstaan in 1988 uit een fusie van twee clubs, heeft dus ons clublied gejat. Al in de jaren negentig schijnt het in Genk geadopteerd te zijn. Net zoals Feyenoord (lees: Johnny Hoes) het in 1961 zou hebben gejat van de clubs SVV, COAL en/of ASV. Dat zijn de clubs waar het Hand in hand namelijk al vele tientallen jaren werd gezongen, voordat er ook maar iemand bij Feyenoord op het idee kwam het ook te gaan zingen. Maar omdat Feyenoord-supporters het lied later écht groot hebben gemaakt, weten we inmiddels niet beter dan dat dit Het lied van Feyenoord is.

Moeten we dan nu bang zijn dat Genk het lied kan gaan claimen in de toekomst? Ik denk van niet. Althans: voorlopig niet. Allereerst kent de Genkse versie niet meer tekst dan het refrein zoals hierboven weergegeven. Wij hebben tenminste nog twee mooie coupletten! Daarnaast lijkt het publiek in Genk alleen in beweging te komen wanneer één van de twee capo’s hen daartoe aanspoort. Van enige passie op de tribunes leek deze eerste competitiewedstrijd geen sprake, de trommels regisseerden het ritme en spontane emotie was niet mogelijk. Kom daar eens om in onze Kuip!

Voor de zekerheid – voorkomen is immers beter dan genezen – én omdat het zo mooi is, roep ik u allen op: zing dat mooie clublied van ons eens wat vaker van A tot Z, dus met refrein én de beide coupletten! Dan is alles wat je hoort……


Fris

Tekst: Bob

Ik heb niet zoveel met religie. Ik bedoel, ik vind het prima hoor wat iedereen wil geloven, maar ik zet gewoon teveel vraagtekens achter de wetten en geboden. Hoezo mag ik op zondag geen televisie kijken? En waarom is een varken per se onrein? Misschien dat ik niet echt iets heb tegen religie zelf, maar meer met dingen die je wordt opgedragen om te doen en vooral niet te doen. Wie bepaalt dat dan?

Nu weet ik ook wel dat gelovige mensen zelf zeggen dat het hun eigen keuze is om een hoofddoek of een keppeltje te dragen of om niet te eten tussen carnaval en Pasen, maar ik weet uit ervaring dat er ook iets van groepsdruk bij komt kijken. Eigen ervaring? Groepsdruk? Je had toch niets met religie?
Dat zit zo:

Ik ben een fundamentalist, qua Feyenoord dan. Maar ècht, hé. In de bijna dertig jaar dat ik bij de club kom, heb ik me de, vaak ongeschreven, wetten van het legioen eigen gemaakt. Ik probeer deze regels zoveel mogelijk na te leven en op te volgen. Soms omdat ik zelf vind dat het zo hoort, soms ook vanwege de groepsdruk van mijn medesupporters. Een voorbeeld? Natuurlijk….

Eens in de zoveel tijd hebben mijn vrouw en ik een ouderwetse date met elkaar. Dan boeken we van tevoren een oppas, dirken we ons enorm op en gaan we heel chic uit eten. Soms gaan we daarvoor naar de film of doen we daarna nog even een drankje in de stad. Laatst was het dus weer zo’n avond; ik zat op mijn paasbest (gepoetste schoentjes, spierwit overhemd en colbert) al beneden, ik had het oppasmeisje al instructies gegeven: “Half negen moeten ze richting bed, daarvoor mogen ze nog een film kijken, niet te eng graag, frisdrank en chips staan op de gebruikelijke plekken.” Het is op zo’n moment altijd wachten op mijn vrouw. Dat komt waarschijnlijk doordat ze een vrouw is. Ze stond al een tijd voor de badkamerspiegel en was lang in de weer geweest met de föhn. Ik begon te roepen, want de tijd voor onze restaurantreservering was al bijna aangebroken, bovendien moesten we nog een stukje met de metro.

Speciaal voor deze gelegenheid had ze een kek rood bloesje gekocht, ze had er mooie rode hakjes onder gedaan, dat had ze vooraf al gemeld.
Toen ze de trap af kwam stormen, nadat ik voor de zoveelste keer had geroepen dat we nu toch écht moesten gaan, moest ik even slikken. Slikken, ja…. Natuurlijk zag ze er mooi uit, maar dat was niet de reden dat ik van mijn à propos was. “Ja ik heb er even een wit vestje overheen gedaan, wie weet wordt het wat frisjes, staat het leuk?”, vroeg ze. “ Eeeeeh, zo koud is het nu toch ook niet? Het is helemaal geen weer voor een vestje”, probeer ik eerst voorzichtig. “Ja, maar misschien vanavond wel. Bovendien, jij hebt toch ook een jasje aan?”.

Ik wilde niet gelijk als fundamentalist overkomen, ook niet ten overstaan van het oppasmeisje dat het ongemakkelijke gesprek vanaf de bank volgde. Hoe kon ik mijn vrouw duidelijk maken dat de combinatie wit-rood-wit (rode blouse, wit vest) ècht niet kan? Voor hetzelfde geld krijg je in het restaurant een tafeltje vlakbij de deur, heeft zij het fris en zit ik die avond te dineren met iemand in een ‘Ajax-shirt’. Ten eerste doet dat onze liefde niet bepaald goed, ten tweede smaakt mijn biefstukje dan ook minder lekker. Maar nog erger: de stad zit op zaterdagavond vol medesupporters, wie weet kom ik een bekende tegen. Loop je op de Witte de With met je vrouwtje en krijgt ze het ineens ‘fris’. Half Vak T staat daar pils te hijsen op een zaterdagavond. Dat krijg ik nog minimaal een half seizoen consequent te horen en daarna komt de kledingkeuze van mijn vrouw nog in fases geregeld terug. Groepsdruk!

“Ik denk dat een blauw vestje beter staat”, opper ik. Ze heeft de hint nog niet begrepen, want het blauwe vestje schijnt in de was te zitten. Als we naar de metro lopen, vraag ik: ”Zal ik je vestje dragen?”. “Oh, wat charmant!”, zegt ze. Later op de avond heeft ze het fris en kijkt me aan. ”Kut! Vestje in de metro laten liggen! Je mag mijn jasje wel om je schouders… Zullen we nog een drankje doen op de Witte de With?”


Voor het echie

Tekst: Sam

Voor de derde maal op rij weer naar de voetbaltempel aan de Maas. Eenmaal aangekomen, zoek je een plaatsje in de zon. De spelers betreden het heilige gras voor de warming-up. Eén van onze helden is vandaag Justin Bijlow, een jongen die al sinds zijn zevende bij Feyenoord speelt. Een maand geleden was hij nog vierde keeper, maar een transfer en twee blessuregevallen verder staat de ras-Feyenoorder vandaag onder de lat. Als de jonge Bijlow kort voor de aftrap richting de Noordzijde loopt, wordt direct zijn naam gescandeerd.

Feyenoord trapt af. Feyenoord start niet scherp, verspeelt de bal, Twente snijdt in de tegenstoot door de defensie van Feyenoord, maar Bijlow is niet bang, komt goed uit en blokt de bal. De jonge Rotterdamse doelman wordt luid toegejuicht. Iets later neemt de doelman van FC Twente een uittrap, vanuit de trap volgt een kopduel waarbij Botteghin een ferme elleboog in zijn gezicht krijgt. De scheidsrechter geeft slechts een gele kaart. Het publiek laat horen dat het hier niet mee eens is.

Bij het vorderen van de eerste helft heeft Feyenoord steeds meer balbezit. Er is alleen nog nauwelijks gevaar gesticht voor het doel van de Twentenaren. Totdat Botteghin een lange pass verstuurt naar Jean-Paul. Het teruggekeerde kind van de club passeert zijn tegenstander in een heerlijke aanname, haalt de achterlijn en trekt de bal voor, daar is Jørgensen die verdergaat waar hij vorig jaar is gebleven: scoren. Traditioneel klinkt het I will survive en worden Jean-Paul en Nicolai toegezongen. Na deze goal verhoogt Feyenoord het tempo en de grensbewoners hebben veel overtredingen nodig. De scheidsrechter weigert in te grijpen. Als FC Twente een bal in de zestien brengt die door de Feyenoord-defensie slecht wordt verwerkt, neemt het enige lichtpuntje van Twente de bal vol op de wreef en hij jaagt de bal vol de kruising in. Onhoudbaar. We kunnen weer opnieuw beginnen.

De tweede helft is het spelbeeld ongewijzigd: Feyenoord speelt rommelig, Twente maakt veel overtredingen en Gözübüyük vindt het prima. Dat Toornstra de bal via de boarding naar de keeper schiet, vindt de scheidsrechter dan weer níet goed. Dit bestraft hij met een kaart. Wederom geeft het publiek van Feyenoord aan dat Gözübüyük niet de beste wedstrijd uit zijn carrière fluit. Het legioen moedigt Feyenoord weer aan. Na de zoveelste overtreding van FC Twente krijgt Feyenoord aan de zijlijn een vrije trap. Toornstra brengt de bal loepzuiver voor het doel en Steven Berghuis kopt: GOAL!

In het half uur dat volgt, speelt Feyenoord de wedstrijd uit. Er worden nog enkele kansen gecreëerd, maar gescoord wordt er niet meer. Amrabat pakt weer wat minuten mee en als Diks een blessure oploopt, mag St. Juste zijn eerste officiële minuten voor Feyenoord maken. De grootste kans van de wedstrijd is nog voor FC Twente, maar Buckley-Ricketts helpt mee de droom van Justin Bijlow werkelijkheid te laten worden: debuteren met een overwinning in De Kuip.


Test je kennis over Feyenoord-FC Twente

Tekst: Arie van Krimpen

Ben jij een Feyenoord kenner? Weet je alles van de club, de (ex)spelers en de geschiedenis? Of wil je meer te weten komen over Feyenoord? Test je kennis dan met de voorloper van Professor Feyenoord. Voor elke competitie of bekerwedstrijd publiceert De Feijenoorder 1 of meerdere vragen die betrekking hebben op de desbetreffende wedstrijd. Loop alvast warm en doe ook mee op 24 november 2017 tijdens de jaarlijkse Professor Feyenoord Quiz.

13 augustus 2017, Feyenoord-FC Twente, 2 vragen:

Vraag 1:
Feyenoord speelde in het seizoen 1999-2000 op 14 mei 2000 de laatste competitiewedstrijd thuis tegen FC Twente. Wie zat er bij Feyenoord als trainer op de bank tijdens die wedstrijd?
Antwoord: Henk van Stee
Eredivisie 1999-2000 2000-05-14 Feyenoord-FC Twente 1-1 (6)

Vraag 2:
Wat was het aantal toeschouwers bij de best bezochte thuiswedstrijd van Feyenoord op 22 december 1968 tegen FC Twente. FC Twente kwam destijds als koploper naar De Kuip.
Antwoord: 65.427 (met een extra parterre-tribune voor de eretribune)
Eredivisie 1968-1969 1968-12-22 Feyenoord-FC Twente 3-0 (7)

 


Vooruitblik Feyenoord-FC Twente

Tekst: Rody

Een smile van oor tot oor. Drie prijzen in 468 dagen. Laten we het er maar op houden dat we slechtere tijden hebben gekend. Dus nu mogen we er wel even van genieten, toch? Welnee, niks daarvan! De eerste competitie wedstrijd staat voor de deur. Doortrekken dat succes. Wij zijn Feyenoord!

Gunfactor

Ons succes heeft ook een keerzijde. Waar iedereen ons het kampioenschap gunde, hebben alle zuurpruimen zich nu weer verzameld. Goh, wat kunnen ze klagen. Vooral onze Amsterdamse vrienden hebben het er maar moeilijk mee. Je ziet de frustratie en wanhoop toenemen. Haha, lekker!

Luchtkasteel

De eerste horde die Feyenoord in de vaderlandse competitie moet nemen, is FC Twente. Een paar jaar geleden waren de Tukkers nog een geduchte tegenstander. Joop Munsterman bracht de club naar de top van de Eredivisie. Om ze daarna ook net zo snel naar de rand van de afgrond te leiden. De KNVB durfde nét niet het laatste zetje te geven. De licentie werd behouden en er volgde een boete en tijdelijke onthouding van Europees voetbal. FC Twente speelt dus alleen nog tegen degradatie. Niet echt motiverend voor de spelers, lijkt mij.

Vreemdelingenlegioen

De gasten uit Enschede hebben een aardig jasje uitgedaan met het vertrek van topscorer Enes Ünal, de Pool Mateusz Klich en oud-Feyenoorder Kamohelo Mokotjo. Technisch directeur Jan van Halst doet binnen de beperkte mogelijkheden zijn uiterste best een goed selectie op de been te brengen, maar het is de vraag of dat is gelukt. Het lijkt een vreemdelingenlegioen. Zonder geld moet hij in een kleine vijver vissen. Net zoals Don Leo dat ooit bij Feyenoord deed. Toen werden we opgezadeld met spelers als Stefan Babović  (“door z’n pa gehaald, door z’n pa betaald”) en Michael Lumb.

Gebrek aan scorend vermogen

Aan trainer René Hake de taak er een collectief van te smeden. Dan rijst de vraag: hoe doe je dat zonder kwaliteit? In de laatste zes wedstrijden scoorde FC Twente niet één keer. Spits Tom Boere, vorig seizoen topscorer in de Jupiler League, is gehaald van FC Oss. Hij moet in stelling gebracht worden door zijn medespelers en dat lijkt nou juist het grote probleem. Laten we hopen dat de trainer hier komende zondag nog geen oplossing voor heeft gevonden.

FC Twente heeft voor deze wedstrijd niet het maximale aantal kaarten afgenomen. Wat een verschil met enkele jaren geleden. Toen Feyenoord in een dip zat, namen supporters van FC Twente nog een spandoek mee met de tekst ‘JULLIE PRATEN OVER HISTORIE, WIJ OVER VICTORIE’. Het is niet waarschijnlijk dat dit doek komende zondag weer te zien is.

Fijne wedstrijd!