Op de bank met

Andrea Tapia

“Ik moet even naar Rotterdam”, zei Renato Tapia in januari tegen zijn vrouw Andrea. Een onschuldige uitspraak met grote gevolgen. Woonplaats Enschede werd verruild voor Rotterdam. Een nieuwe stad en een nieuwe club in een land dat toch al nieuw was voor de Peruviaanse. “Maar ik voel me wel ‘kind of’ thuis hier. Net als in Peru leven in Rotterdam ook alle culturen door elkaar.”

Tekst: Ellen Mannens
Beeld: Hélène Meulstee

De verwarming staat hoog in huize Tapia. Uit de speakers klinkt zomerse Zuid-Amerikaans muziek. De klanken vormen een schril contrast met het uitzicht op het druilerige herfstweer. Een blik op de grijze lucht brengt een frons op het over het algemeen stralende gezicht van Andrea Tapia, de vrouw van middenvelder Renato Tapia. “Mijn lichaam is nog niet gewend aan het weer hier. Ik moest pas acuut aan de antibiotica, omdat ik een holteontsteking had.”

Maar Andrea is niet het type dat klaagt. En als we dan toch in hokjes gaan denken: ze is ook zeker niet het cliché type voetbalvrouw. “In Peru geloven ze ook niet dat ik voetbalvrouw ben. Daar hebben ze net zo’n beeld van hoe voetbalvrouwen zouden moeten zijn als hier. Sterker nog: toen ik na mijn zwangerschap naar een diëtist ging om de laatste kilo’s kwijt te raken, zei ze dat het belangrijk is in ‘mijn wereld’ om dun te zijn. Op dat moment ging er een knop om bij mij: waarom moet ik aan verwachtingen voldoen? Ik mag toch zijn wie ik ben?”

Lomo Saltado

Dus moedigt ze nu op haar blog vrouwen aan om van zichzelf te houden zoals ze zijn. ”Ik zit goed in mijn vel en leid een gezond leven. Daar gaat het om. Ik sport drie keer per week en voor Renato moeten we natuurlijk letten op wat we eten.” Er trekt een glimlach om haar mond: “Maar ik maak het hem niet altijd even makkelijk. Hij is gek op mijn lomo saltado. Het zou beter zijn als ik wat minder goed kon koken.”

‘Ik was sportjournalist en ging naar zijn club voor een interview’

Drie jaar zijn ze inmiddels samen. Een liefde die ontstond met een onschuldig bezoek aan Renato’s toenmalige voetbalclub in Peru. “Ik was sportjournalist en ging naar hen toe voor een interview. Het was niet mijn bedoeling om verliefd te worden hoor”, zegt ze bijna verontschuldigend. Dat gebeurde ook niet meteen. Toen ene Renato Tapia haar begon te volgen op Instagram was ze dan ook verbaasd. Tot hij berichtjes ging sturen en haar liet weten dat hij haar wel zag zitten.

Het zette haar leven flink op z’n kop. “Nadat we twee maanden samen waren, ontdekte ik dat ik zwanger was. Dat was een verrassing, maar dingen gebeuren met een reden.”
Andrea Tapia
Alsof haar leven nog niet genoeg door elkaar was geschud, volgde daarna ook de verhuizing naar Nederland en ook daar bleven de verrassingen komen. “Ik moet even naar Rotterdam”, zei Renato in januari. “Waarom”? Vroeg ik nog. Hij antwoordde dat ze hem misschien wilden hebben. Dat was alles. Vijf uur later zie ik op Twitter voorbij komen dat hij bij Feyenoord heeft getekend.”

Crazy

“It was crazy”, zegt ze, maar de uitspraak slaat niet op het feit dat Renato een grote gebeurtenis als een contract ondertekenen niet even aan zijn vrouw meldde. “Zo is Renato. Hij praat vooraf niet over zulke dingen. Het is een beetje bijgeloof, denk ik.”

Crazy werd het daarna: Andrea was net moeder, net nieuw in Nederland en moest snel even verhuizen naar een nieuwe stad, waar haar man druk was met trainen bij zijn nieuwe club. “Gelukkig kwam Renato’s neef over om te helpen en bij Feyenoord kun je altijd rekenen op spelersbegeleider Jan Mastenbroek.”

Anderhalve maand woonde het gezin in Feyenoords vaste uitvalsbasis Van der Valk hotel Ridderkerk. Daarna volgde die andere plek waar veel Feyenoorders wonen: de skyline bepalende woontorens op de Kop van Zuid. Maar ook hier staan de verhuisdozen alweer in de gang. “We gaan naar Barendrecht”, zegt Andrea blij. “Onze dochter Niara moet lekker naar buiten kunnen en we willen mensen ontmoeten in de buurt. Straks wonen we dichter bij Erik Botteghin en zijn vrouw. Ik kan het goed met haar vinden. En Kramer woont er ook. ‘El loco’ noemen we hem af en toe als hij weer maffe berichten naar Renato stuurt. Maar ik maakte me wel zorgen om het huis hoor. Die trappen in Nederland zijn zo eng. Hoe kunnen jullie er op lopen?”

‘In Peru staat Rotterdam bekend als studentenstad’

“Oh, willen jullie eigenlijk koffie?”, bedenkt Andrea zich halverwege het interview. Meteen bij binnenkomst is het gesprek losgebarsten. Er is zo veel te vertellen over haar nieuwe leven hier in Rotterdam. Ergens is het ook niet raar dat ze hier is beland. “Voor ik zwanger raakte, was ik van plan om te gaan studeren in Nederland. Daarom had ik al wat onderzoek gedaan. In Peru staat Rotterdam bekend als studentenstad. Vooral omdat hier ook alle culturen door elkaar leven. Ik ben een mix van Zuid-Amerikaans, Spaans/Baskisch en Iers. Renato is westers en native.”Andrea Tapia
Als je haar vraagt of ze zich thuis voelt in haar nieuwe stad, is het antwoord: ‘kind of’. Er zijn nu eenmaal dingen waar je aan moet wennen in een ander land. “Wat is dat met die etentjes hier? Ze beginnen om vijf uur. Dan weet ik niet of het lunch of diner is.”

Ze kan er wel om lachen. Om alle avonturen. Alles, van het moeder worden, tot het verhuizen naar Nederland, vertelt ze op haar blog ameliaysulampara.com. “Ik mag met mijn visum niet werken in Nederland, dus zie ik het bloggen als mijn werk.”Kinderen van de zon

En laten we ook niet vergeten dat er naast het bloggen en het moederschap nog een studie wordt gevolgd. “Via een online verbinding volg ik college in Spanje. Ik studeer nu Cultural Management. In Peru studeerde ik antropologie. Na Renato’s voetbalcarrière, willen we heel graag terug naar Peru en het land helpen. Ik vind Peru het mooiste land van de wereld, maar ik zie ook wat er beter kan. Kinderen die in de winter zonder schoenen over straat lopen, slecht onderwijs. Ooit was Peru een imperium. We waren de Inca’s, de kinderen van de zon. Dat kunnen we weer worden, als de onderlinge haat verdwijnt. Peru kan groots zijn. Niet op de manier waarop Trump het wil voor Amerika, maar met kennis en de manier waarop we met elkaar omgaan.”Andrea TapiaHet liefst ziet Andrea daarom dat Renato ook binnenkort een studie oppakt. “Hij kan al veel betekenen als rolmodel voor jonge kinderen en als speler voor het nationale team. Voor hem is succes met het Peruviaanse elftal dan ook het mooiste wat hij kan bereiken, beter nog dan bij een topclub spelen. Peru heeft zich in 1982 voor het laatst gekwalificeerd voor een groot toernooi. Dat doet pijn in een land waar mensen leven voor voetbal. Het liefst zou Renato het Peruviaanse voetbal weer groot willen maken. Nu als voetballer en later misschien bij de voetbalbond. Maar daarom moet hij nu juist zoveel ervaring opdoen. Leren hoe die wereld in elkaar zit.”

Aan zijn naam hoeft hij in Peru niet meer te werken. Waar menig Feyenoorder even moest opzoeken wie Tapia eigenlijk was toen hij zijn contract tekende bij de club, is zijn ster in Peru rijzende en wordt hij al getipt als de nieuwe aanvoerder van het nationale team. “Maar voetballen doe je niet alleen met je benen. Je moet een goed hart hebben en nadenken. Ik vind het zo fijn aan Renato dat hij met beide benen op de grond staat. En anders ben ik er nog altijd om hem erop te wijzen dat hij ooit ook gewoon dat jongetje was dat voetbalde op straat in Lima.”

Liverpool

Op zijn zestiende werd Renato uitgenodigd door Liverpool. De club dankte hem echter af, omdat hij volgens de berekeningen niet groot genoeg zou groeien voor het team. Inmiddels heeft hij met zijn 1meter 85 het tegendeel bewezen.

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

De vergeten wereld op oude ansichtkaarten

Onzinnige verzamelwoede, of stiekem toch wel een beetje leuk?

Tekst: Rolph Heesakker
Foto’s: Archief Heesakker

Niets is meer zo zeldzaam als het in het pré-internettijdperk leek te zijn. Online marktplaatsen maken duidelijk dat zogenaamd schaarse items helemaal zo schaars niet zijn omdat er 6 tegelijk worden aangeboden, een generatie die gewend was om alles te bewaren sterft langzaam uit en de kleinkinderen willen al die stoffige spullen van opa niet, aangevuld met de mode om je huis steeds leger te maken… het lijken gouden tijden voor de verzamelaar. Maar wie is nog zo gek?! Vrijwel iedere statistiek is online te raadplegen, iedere historie staat al wel op wikipedia of een fansite. Een kast vol naslagwerken is nergens meer voor nodig. De markt voor voetbal memorabilia kent de laatste tijd dan ook een stevige toestroom van oude boeken, en de prijzen zijn al zeker twintig jaar aan het dalen. Uitgaven waar 15 jaar geleden nog voor gevochten werd, waar prijzen richting de vier cijfers gingen, zijn nu binnen een week wel te vinden voor een paar tientjes. De aansporing om toch vooral je kast vol voetbalmemorabilia te zetten, het lijkt een slecht advies. Maar is het dat ook? Of is er iets waardevols aan die dure boeken die ieder jaar een beetje goedkoper worden?

Ansichkaarten

Een verzamelaar scharrelt zijn collectie bijeen, maar waarom? Wat drijft iemand ertoe om op kille, regenachtige zaterdagochtenden naar een gymzaal in een provinciestadje te rijden, om te kijken of op de Smurfenruilbeurs van de plaatselijke goede doelenclub nog een nieuwe aanwinst te scoren valt? Waarom vele euro’s uitgeven op de diverse veilingsites en online marktplaatsen? In essentie maakt het eigenlijk niet uit wat het oog begeert, of er nu voetbalplaatjes gespaard worden, antieke teddyberen of antieke zwartkruit wapens, er zijn een paar universele kenmerken die voor alle verzamelaars lijken op te gaan.

ansichtkaart

Het hebben van een verzameling verschaft meestal voldoening. Er wordt immers over het algemeen iets gespaard dat door de verzamelaar als leuk, mooi of waardevol ervaren wordt. Misschien worden de meeste mensen niet warm of koud van een internationale bierviltjes verzameling, maar de man (geef toe dat moet gewoon een man zijn) die de dozen vol gekregen heeft kan naar alle waarschijnlijkheid urenlang vol liefde en geluk door de obscure vroeg-Gothische bierviltjes uit Uruguay bladeren. Toch is het pure hèbben van de verzameling meestal niet de grootste bekoring van het verzamelen.

Een verzamelaar loopt het water in de mond bij de gedachte, een unieke set volledig te krijgen. Ieder jongetje wilde ergens in zijn jeugd dat Panini-album vol voetbalstickers volledig krijgen. Vele guldens worden stukgeslagen aan nog maar een zakje stickers, en nog maar eentje, en nog één… want het ruilen met alle vriendjes is niet meer succesvol, die ene keeper ontbreekt bij iedereen en dat album moet toch vol! Opgegroeid wordt overgestapt op de zoektocht naar de complete set van alle jaargangen, en ga zo maar door.

Het is niet compleet te krijgen

Naast het streven, de collectie compleet te krijgen, wil iedere verzamelaar zijn of haar handen weten te leggen op de zeldzaamste stukken. Die vooroorlogse tinnen soldaatjes waar er nauwelijks meer van bestaan, de oudste perkamenten geschriften, misprints en vroegtijdig uit de handel genomen Calvé-boekjes: iedere categorie heeft zo zijn pronkstukken waarmee een verzamelaar zich kan onderscheiden van de andere verzamelaars met gelijke interesse. Een collectie die in principe door iedereen verworven kan worden, als de dwaas in kwestie maar voldoende geld neerlegt op de juiste toonbank, dat is geen indrukwekkende verzameling. De zeldzame stukken, daar moet voor gewerkt worden, die moeten opgespeurd, erover onderhandeld, andere items wellicht geruild.

Op deze wereld zijn letterlijk miljarden ansichtkaarten. Ik heb ze niet geteld, maar ik durf te beweren dat er miljoenen verschillende in omloop zijn. Er zijn oude kaarten, nieuwe, mooie, lelijke, ansichten die verzonden zijn en kaarten die nog helemaal mint zijn. Ieder ondernemend persoon met een drukpersje en de rechten op een afbeelding kan zijn eigen ansichtkaarten maken en verkopen. En dat is niet een moderne ontwikkeling, dat is eigenlijk al meer dan een eeuw zo. Het is een relatief eenvoudige handel, er was en is vraag naar onder toeristen en verzamelaars, dus al vanaf de vroegste tijden van de post worden er ansichtkaarten gemaakt, verkocht, verzonden en bewaard.

Twee van de eerder genoemde aspecten van de lol van verzamelen lijken dus geschonden te worden bij het sparen van briefkaarten, zeker als ik filter op het onderwerp voetbal: zeldzaam zijn ze niet echt te noemen, en met het enorm brede aanbod is een volledige set niet eens te bepalen, laat staat na te streven. Natuurlijk zijn er zeldzame voetbalbriefkaarten, meestal hebben we het dan over de vroege periode in Engeland. Probleem is echter, dat daar zo bekend van is dat ze zeldzaam zijn, dat we in een grijs gebied terechtkomen van wat nog verzamelen is, en wat eigenlijk gewoon investeren is in iets waardevols dat hopelijk in waarde gaat toenemen.

ansichtkaart

‘Waardeloze stukkies karton, begin er niet aan!’

Ansichtkaarten, niet de moeite waard dus. Overslaan, die kartonnetjes mogen bijeen verzameld worden door de een of andere niche spaarder die het leuk vindt, en natuurlijk zijn de ansichten een must voor de personen die de illusie koesteren dat ze ooit álles wat verschenen is op het gebied van voetbal of Feyenoord weten te vergaren. Een rijke en diepe collectie opbouwen, daar moeten grenzen voor gesteld, paal en perk gesteld aan wat naar binnen mag, en aan welke onderdelen geen geld, tijd en moeite gespendeerd wordt. Briefkaarten vallen daar door hun niet-zeldzame karakter uiteraard buiten. Nou ja, dat deden ze dus, bij mij. Twintig jaar zijn ze afwezig geweest, een enkel cadeautje hier of daar werd met een vriendelijk geveinsde glimlach aanvaard maar daar bleef het dan ook bij. Maar wat was dat een vergissing!

Alle eerder gemaakte punten blijven staan, laat dat duidelijk zijn. Die rare dingen zijn niet sluitend bijeen te verzamelen, punt. Er worden hier geen standpunten van een pagina geleden ineens weer overboord gegooid (als dat mijn sterke punt was, had ik wel in een managementrol bij een niet nader genoemde Rotterdamse BVO gewerkt). Wat blijkt echter? Het eerste aspect van verzamelen, het hebben van een collectie om door te bladeren, blijkt bij briefkaarten meer dan leuk genoeg om te rechtvaardigen dat je die ansichten naspeurt.

Rotterdam is een mooie stad, al mijn hele leven roepen ze vanachter allerlei trapgeveltjes en stinkgrachtjes het tegendeel, maar wat weten die nou?! Rotterdam is een geweldig mooie stad, en ook nog eens gezegend met een Stadion wat zulke mooie lijnen bezit dat het welhaast onmogelijk is om er een lelijke foto van te maken. Vele foto- en prentenboeken zijn er dan ook gemaakt van zowel stad als stadion. Met een kast vol aan Rotterdam gerelateerde boeken konden die briefkaarten toch nooit een meerwaarde leveren? Prachtig samengestelde full colour albums vol foto’s door professionele fotografen, kunstenaars van grote naam en faam, versus een kartonnetje voor toeristen die voor een piekie en een postzegel naar tante Agaath gestuurd kon worden om te laten weten dat we haar echt niet vergeten zijn. Wat kunnen die kaarten nou nog bieden?

ansichtkaart

‘Ik zat lelijk in mijn piepzak’

De gekke kaarten geven juist een prachtige inkijk in het verleden, juist omdat ze niet mooi en gepolijst zijn. Het is een actiefoto waar eigenlijk niks gebeurt, of een shot van halflege tribunes bij een onduidelijke stand en tegenstander. Ineens kom je een briefkaart tegen waar de oude situatie van de voortribunes duidelijk zichtbaar is. Ongetwijfeld is er in één der vele Kuipboeken ook wel wat over te lezen, maar de verzamelaar krijgt nu ineens spontaan een klein semi-vergeten feitje opgediend, en dat voor een paar euro en een speurtocht. Eddie PG met een beeldje in handen, de keeper herkennen is een eitje, maar waarom dat beeldje? Wat is die prijs, en hoe gaan we daar nu weer achter komen? Een prachtige collage van Rotterdamse grootheden, De Kuip, Zestienhoven, en wat jongetjes met een Feyenoord-vlag. Wie zijn zij? Waar zijn ze nu? Ja, er zit duidelijk ook lol in ansichtkaarten. En dan hebben we het alleen nog maar over de voorkant. Wat gebeurt er als we de kaart omdraaien?

ansichtkaart

De echte verzamelaars van briefkaarten hebben waarschijnlijk het liefst nette, ongelopen kaarten. Logisch, maar als het meer om de inhoud dan om de kaart gaat, zijn de gelopen kaarten véél leuker. Oude postzegels, adressen die niet meer bestaan, en af en toe een heerlijke anekdote. Achterop een mooie oude foto van De Kuip (zie elders op de pagina) bedankt een jongen de ontvanger van de kaart: “Geachte Mijnheer, ik bedank U wel, voor het terugbrengen van de portemonnaie, die ik had verloren. Ik ben daardoor oh zo blij. Ik zat lelijk in mijn piepzak. Vertelt U maar aan mijn vader (geen idee wat hij daarmee bedoelt?) dat ik Maandag mee mag naar dit stadion. Met hartelijke groeten, …” Hoe vaak hoor je nu nog iemand “lelijk in zijn piepzak” zitten, geweldig. Wat ging deze knul überhaupt op maandag 1 september 1947 bij De Kuip doen? Het Eerste van Feyenoord verloor een dag eerder kansloos met 5-3 van Willem II, dus dat was het niet. Maar waarom speelde men die wedstrijd blijkbaar in Breda? En zo blijven de vragen voortrollen, en bladeren we maar door. Het hoekje ‘ansichtkaarten’ is maar langzaam op gang gekomen hier in het archief, maar het is zeker weten een blijvertje!

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

‘Spitsen killen is mijn taak’

Botteghin

Eric Botthegin (29) is bezig aan een ijzersterk seizoen. Samen met Jan-Arie van der Heijden vormt de Braziliaan een granieten duo in het hart van de verdediging. Critici komen soms woorden tekort om zijn spel te loven. “Ik geniet, hiervoor ben ik naar Nederland gekomen.”

Tekst: Gerrit-Jan van Heemst
Foto’s: Edwin Verheul

Gelijk maar de hamvraag: hoe komt het dat jij zo goed speelt dit jaar?
“Vorig seizoen ben ik laat bij Feyenoord gekomen. De voorbereiding was al een tijd onderweg toen ik van FC Groningen werd gekocht. Ik had daardoor geen optimale start en had even nodig om te wennen aan de club, mijn nieuwe medespelers, en ook aan de coach: het is dan altijd even zoeken. Tegen PSV heb ik toen mijn debuut gemaakt en vanaf dat moment is het steeds beter gegaan. Ik ben nu op een niveau dat ik steeds voor ogen had.”

Verbaast het je dat je zo’n sterk seizoen doormaakt?
“Niet echt. Je weet van tevoren nooit hoe het uitpakt, je spel kan elke week anders zijn. Maar ik weet wel dat ik leef als een prof en inmiddels veel geleerd heb in Nederland. Ik speel hier alweer vanaf 2007 en weet inmiddels wat er gevraagd wordt in de Eredivisie.”

Tijdens de wedstrijden van Feyenoord valt vooral jouw enorme duelkracht op. Je bent een grote en sterke kerel die keihard de duels ingaat. Zie jij dat zelf ook als je sterkste wapen?
“Zeker. Ik vind het heerlijk om het gevecht met spitsen aan te gaan. Ik ga de duels altijd aan met zoveel mogelijk overtuigingskracht; ik wil niet dat de spits het gevoel krijgt dat hij iets kan gaan doen. Mijn postuur heb ik wat dat betreft natuurlijk lekker mee. Je drukt mij niet zomaar van de bal af. Maar ik denk wel dat ik een faire verdediger ben die niet over de grens gaat. Ik heb in elk geval altijd de intentie om de bal te raken.”

Oud-Feyenoordspelers als John de Wolf zeggen dat de rol van spelers als jij weleens wordt onderschat. Elke eredivisievoetballer heeft een goede pass, maar een man uitschakelen kan lang niet iedereen.
“Kan ik me uiteraard in vinden. Er lopen veel goede voetballers op de Nederlandse velden rond. Toen ik in 2007 bij FC Zwolle kwam, heb ik echt moeten leren om met de bal het middenveld in te dribbelen. Om mee te voetballen, opbouwend waarde te hebben. Ik vond het leuk om te doen, want voetbal is een spel waarbij er iets gecreëerd moet worden. Maar ik ben mezelf altijd blijven voorhouden dat het voor mij in eerste instantie draait om verdedigen.”

Je hebt de ideale balans gevonden?
“Dat denk ik wel, ja. Opbouwen is mooi, maar de spits killen is mijn taak. Ik laat me niet verleiden om steeds maar mee ten aanval te trekken. Het is al lang geleden dat ik in Brazilië speelde, maar ik heb wel onthouden hoe ze daar tegen verdedigen aankijken. Als de aanvaller niet scoort, heb je het als verdediger goed gedaan. Alles wat je extra kunt doen, is alleen maar meegenomen.”

Botteghin

De wisselwerking met Jan-Arie van der Heijden verloopt uitstekend. Is het een groot voordeel om met zowel een rechtsbenige speler als een linksbenige in het centrum te staan?
“Vind ik wel meevallen. Zoals gezegd is onze eerste taak het houden van de nul. In dat opzicht is coaching en concentratie in mijn ogen belangrijker. Ik heb een goede klik met Jan-Arie, we hebben weinig woorden nodig om elkaar te begrijpen in het veld. Dat komt zeker omdat we beiden inmiddels al de nodige ervaring hebben, maar ook met de andere verdedigers loopt het prima. Rick Karsdorp en Terence Kongolo zijn nog jong maar verdedigen heel volwassen. Ik denk dat we een defensie hebben die heel geconcentreerd kan spelen.”

Zijn er spitsen die gek van jou worden? Proberen sommigen jou uit de wedstrijd te praten?
“Nee, dat maak ik niet mee. Dat is alweer erg lang geleden. Met Zwolle speelde ik eens tegen Cambuur en Mark de Vries blééf toen maar praten. Ik moest er wel om lachen en haalde m’n schouders op.”

Hoe komt het dat het uit bij Go Ahead Eagles opeens helemaal fout loopt? Zo ontzettend jammer, Feyenoord had vijf punten los kunnen staan.
“Ik weet het niet, maar baalde enorm. Misschien had de doordeweekse trip naar Oekraïne er iets mee te maken. We speelden een zware wedstrijd bij Luhansk waarin we toch vrij diep moesten gaan. Maar dan nog, het is geen excuus voor zo’n zwakke wedstrijd. Vooraf zeiden we ook tegen elkaar dat we niet mochten verslappen. Een scherpe warming-up doen, gelijk er bovenop. Het is erg jammer dat er die dag zo weinig lukte. Maar we moeten er niet te lang bij stilstaan; dat werkt natuurlijk ook niet.”

Over die wedstrijd tegen Luhansk gesproken: je maakte een vreemde beweging toen je die rode kaart kreeg.
(Wijst op zijn oog) “Ik heb hier een week een blauwe plek gehad. Die bal kwam keihard op mijn oog en raakte pas daarna misschien mijn hand. Het was geen strafschop, echt niet. Maar de scheids zag het anders en wij waren er de dupe van. Uiteindelijk mochten we met 1-1 nog best tevreden zijn, denk ik. Het was voor die andere jongens niet makkelijk om zo lang met tien man te spelen.”

Voelde jij je schuldig tegenover je teamgenoten?
“Schuldig is niet het goede woord. Ik kon er echt helemaal niets aan doen. Ik voelde me vooral lullig, omdat ik door dat moment een strafschop veroorzaakte en ook nog met rood weggestuurd werd. Oké, ik had al een gele kaart gehad. Maar ik vond die rare situatie ook geen tweede gele kaart waard. Ik zal nu de uitwedstrijd tegen Manchester moeten missen. Ben ik niet blij mee, om het zacht uit te drukken.”

Voor Manchester-uit ben je voetballer geworden?
“Ja, dat zijn de grote wedstrijden. Van de thuiswedstrijd heb ik ook zo ontzettend genoten. De sfeer, de spanning, het niveau van de tegenstander. Het was best vreemd om plotseling met Zlatan in duel te gaan. Ik moest een paar seconden aan het idee wennen.”

Wat vind jij nu belangrijker: de competitie of de Europa League?
“Ik kan niet kiezen, ik wil altijd alles winnen. Ik ben er niet mee bezig wat ik nu precies wil winnen. Wel moet ik zeggen dat ik erg geniet van de Europa League. Europacupvoetbal is iets speciaals, dat merk ik elke wedstrijd weer. Tegen Luhansk bijvoorbeeld, speelden we in een ander stadion en dat zat nog niet eens vol ook. Maar de sfeer was toch heel apart en juist daarom vind ik het zo jammer dat ik Manchester-uit moet missen.”

Botteghin

Europacupavondjes zijn ook een mooie gelegenheid om belangstelling van buitenlandse clubs te wekken.
“Je staat flink in de belangstelling in Europese wedstrijden. Ik heb het heel goed naar mijn zin bij Feyenoord, maar iedereen vindt het leuk als er naar hem gekeken wordt. Sowieso geniet ik er dit seizoen ontzettend van dat ik zo lekker speel. Ik ben geen type dat gaat zweven maar goed je werk kunnen doen is erg fijn.”

Word je vaak aangesproken door andere mensen?
“Ha, soms hoor ik inderdaad weleens wat. Dan komen supporters naar me toe om te zeggen dat ze tevreden zijn. En elke wedstrijd weer scandeert het hele stadion mijn naam. Ik vind dat zo mooi, dat went gewoon nooit. Ik heb alles gegeven om voetballer te worden. Ik heb mijn vaderland verlaten om bij PEC Zwolle een loopbaan in Europa te beginnen. En dan, jaren later, roepen ruim vijfenveertigduizend mensen je naam. Ik ben daar zo ongelooflijk trots op.”

Johan Cruijff zei altijd dat een voetballer het best maar vroeg vader kan zijn om stabiel te spelen. Jij bent vorig jaar vader geworden. Heeft dat je persoonlijkheid veranderd?
“Ik was nooit iemand die snel rare dingen deed. Maar ik snap zeker wat Cruijff met die uitspraak bedoelde. Ik merk aan mezelf dat ik wat doordachter ben geworden. Heb gevoel van verantwoordelijkheid en denk vaak twee keer na voordat ik iets doe.”

Je bent een echte prof. Daarom mag Rick Karsdorp van jou ook nooit de stad in?
“Ha, dat heb ik inderdaad eens tegen hem gezegd. Hij zat me eens te voeren na een wedstrijd en zei dat hij flink losging in de stad. Onzin natuurlijk, maar ik dacht even dat hij het meende. ‘Thuisblijven jij’, zei ik toen tegen hem. Rick heeft dat toen tegen het AD gezegd en het is een eigen leven gaan leiden. Goede kerel, die Rick Karsdorp. Hij heeft een geweldige toekomst voor de boeg.”

Hij is nu international van Oranje. De nationale ploeg kan ook voor jou niet ver meer weg zijn…
“Dromen mag altijd en ik zou gek worden van vreugde. Maar zolang ik eredivsiespeler ben, is die kans klein. Nederland heeft een prachtige competitie, maar de bondscoach richt zich hier nagenoeg niet op. Neemt niet weg dat de titel hier mij enorm trots zou maken.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

Het vodje uit de schoenendoos van mijn vader

FSV

De competitie lag stil in het laatste voetbalseizoen van de Tweede Wereldoorlog. Geen voetbal? De club bleef bestaan. Na de capitulatie van de Duitsers op 5 mei 1945 ging men weer aan voetballen denken en na de zomer begon de competitie opnieuw. Feyenoord speelde lang niet in De Kuip. De bezetters vorderden het stadion onder meer als opvang van duizenden Rotterdammers na de grote razzia van 10 november 1944. Alles met goedkeuring van de NSB-burgemeester van Rotterdam, Frederik Ernst Müller. Dit deerde de supporters niet om lid te blijven of worden van hun geliefde voetbalclub. Zo was ook Jan Kindt in dit seizoen lid van de Supporters-Vereeniging “Feijenoord”. Het ingelijste lidmaatschapsbewijs hangt in het kantoor van de FSV. Jan Kindt is overleden, zijn zoon Peter vertelt over het ‘Vodje’ uit de schoenendoos van zijn vader.

Tekst: Peter Kindt en Peter Tetteroo
Foto’s: Feyenoord Supportersvereniging

Het lidmaatschapsbewijs van Jan Kindt
Peter Kindt: “Ergens, aan een muur, in De Kuip hangt een klein ingelijst stukje papier met daarop de naam van mijn vader: Jan Kindt. Het papiertje is zijn lidmaatschapsbewijs uit 1944-1945 .

Hoe belandde dit kleinood ooit in De Kuip?
“Mijn moeder was een vrouw van Rust, Regelmaat en Reinheid. Naast die 3R’s had zij nog een ander motto: orde. In die geordende wereld bij ons thuis, stond ook ergens achterin het dressoir een schoenendoos van mijn vader. In die doos zat tussen de foto’s een klein papiertje. Het was zijn lidmaatschapskaart van Supporters-Vereeniging Feijenoord. Tijdens verhuizingen riep mijn moeder steevast: “Wat moet je met dat ouwe vodje?” Mijn vader mompelde dan: “Ach, leuk voor later, de kinderen vinden het misschien wel leuk.” Na de laatste opruiming bedacht mijn vader dat buurman Wim er wellicht belangstelling voor zou hebben. Wim Pannekoek was (en is) een groots Feyenoord fan en kende binnen de club mensen die zich bezighielden met de clubhistorie en zo belandde dat ‘Vodje’ van mijn vader weer terug in De Kuip.”

Voetballen met kogels in de benen
De lidmaatschapskaart stamt uit 1944, Jan Kindt was 17 of 18. In 1946 kreeg hij op zijn 21ste verjaardag een oproep voor militaire dienst in Indonesië. Daar werd hij tijdens oorlogsacties door beide benen geschoten. Artsen besloten tot amputatie omdat de kogels te diep in het beenmerg zaten om te opereren. Een net gearriveerd Engels chirurgje zag echter wel mogelijkheden en verwijderde acht van de kogels. Twee zaten te diep in het merg en die liet de chirurg noodgedwongen zitten. Zijn advies na de operatie was: ‘Ga voetballen dan schoppen ze die kogels er vanzelf wel uit’. Peters vader volgde het advies nog in Indië al op.

FSV

Peter Kindt: “Later beweerde mijn vader dat hij in het Nederlands Militair Elftal had gespeeld. Of dat in die jaren bestond, betwijfelde ik als kind al. Eenmaal terug in Nederland, bleef hij voetballen. Hij werd in het begin van de jaren ‘50 lid van BVCB in Bergschenhoek. Dertien jaar speelde hij in het eerste en in 1954 vierden ze zelfs een kampioenschap. In de jaren zestig gingen er in Berkel stemmen op om naast het grote (katholieke) TOGB een tweede voetbalclub op te richten, dat werd CVV (Christelijke Voetbal Vereniging) Berkel. Mijn vader was een van de oprichters en speelde daar ook nog enige jaren in het eerste. Zelf mocht ik op mijn elfde bij de pupillen van CVV Berkel, met dispensatie van de KNVB omdat ik nog geen 12 was. Ik speelde linksbuiten in de C1.”

Jan, hebbie zin in Feijenoord?
“Mijn vader werkte bij de Gekro in Rotterdam. Directeur Rien de Kroes woonde in Berkel en bezat vaste plaatsen op de eretribune in De Kuip. Als Rien geen zin had om zelf naar De Kuip te rijden, belde hij op zondagochtend mijn vader: ‘Jan, hebbie zin in Feijenoord? En neem die jongen (ik) ook mee.’ Zo zaten we dan diezelfde middag op de eretribune. Op de Gekro hadden ze een bedrijfselftal dat op zomeravonden in een ‘wilde’ competitie speelde. Ik speelde in een kroegelftal een paar keer tegen mijn vader. Als een namaak Coen Moulijn probeerde ik hem dan te poorten en te dollen. Als een pitbull stond hij elke keer weer voor mijn neus en belandde ik, zoon of niet, na een tackle à la Theo of Rinus verkreukeld over de zijlijn.”

Rare kromme gozer
“Mijn vader en ik hadden naast Feyenoord ook een zwak voor Xerxes. Daar liep een rare kromme speler op het middenveld te rauzen als een beest en te passen als een biljarter. Een pik met enkels van pap, de motoriek van een bejaarde en de snelheid van een postbode. Maar wat kon die gozert voetballen. Dat hij ooit het beste middenveld uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis met Wim Jansen en Frans Hasil zou vormen, wisten wij nog niet. Niemand kon bevroeden dat hij met Feyenoord op 6 mei 1970 in Milaan dat ding met die grote oren voor Rotterdam ging pakken.”

FSV

Liefde voor Feyenoord
“Mijn ouders groeiden op in bittere armoede. Sport bestond eigenlijk alleen voor een handjevol rijken. De ‘gewone’ man keek naar sport. Zo ook mijn vader. In zijn jeugd fietste hij vanuit Berkel en Rodenrijs elke twee weken met vrienden naar Rotterdam-Zuid voor Feijenoord. Hoewel mijn vader een Feijenoorder in hart en nieren was, liet hij dit thuis zelden merken. Bewijs is misschien dat hij aan zijn baas door de telefoon bij mijn geboorte op 6 november in 1955 alleen liet weten: ‘We hebben een nieuwe Coen’. Ik was weliswaar ook een linkspoot en daar eindigt ook meteen elke overeenkomst met de grootste, kleine man van zijn Feijenoord en mijn Feyenoord.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

‘Iedereen heeft het recht om te sporten’

Kuijt

Dat Dirk Kuyt een voetbalheld is wisten we al, maar zijn werk voor de Dirk Kuyt Foundation maakt hem een nog grotere held. Hand in Hand ging met hem in gesprek over de Dirk Kuyt Foundation: wat hij hiermee wil bereiken, wat het samenwerkingsverband met de Feyenoord Supportersvereniging behelst en over het belang van sponsors en vrijwilligers.

Tekst: Annika van den Berg
Foto: Annemiek Sierhuis Fotografie

Kun je voor de supporters die nog niet bekend zijn met de Dirk Kuyt Foundation uitleggen waar de stichting voor staat?
“Wij ondersteunen sportprojecten voor mensen met een fysieke of verstandelijke beperking. Dit doen we omdat we vinden dat iedereen het recht heeft om te sporten. Sport is ontzettend belangrijk voor de mens. Wij vinden het belangrijk dat iederéén kan bewegen en zijn of haar ambitie kwijt kan in sport. Sport heeft mij natuurlijk heel veel opgeleverd in mijn leven, het heeft mijn bestaan helemaal bepaald. Ik heb er veel vriendschappen en contacten door opgedaan. Die contacten zijn net zo belangrijk voor mij als mijn carrière en ik vind dat ieder mens daar recht op heeft.”

“Op dit moment ondersteunen we meer dan 75 sportprojecten per jaar en dat doen we in allerlei takken van sport. Dus niet alleen in voetbal, maar bijvoorbeeld ook rolstoelhockey, zwemmen en judo. Mensen met een beperking en de mensen om hen heen, weten vaak niet hoeveel sporten er tóch nog mogelijk zijn met een beperking. Dat houdt mij bezig en dat is iets waar we in de toekomst aandacht aan willen besteden. Sportende mensen met een beperking zouden veel meer moeten integreren in de maatschappij, zodat we allemaal door elkaar heen kunnen bewegen en er een gelijke behandeling is voor iedereen. Mijns inziens wordt er nog te weinig mee gedaan. Soms heb ik het gevoel dat het in een hoekje wordt geduwd. Mijn droom is dat iedereen met een beperking weet wat de mogelijkheden zijn op het gebied van sport. Maar ook dat als je op zaterdag langs de sportvelden loopt, dat je zowel mensen met als zonder beperking ziet bewegen, zonder dat daar een verschil is.”

Kun je vertellen hoe de Foundation is ontstaan?
“Ik speelde eerder al bij Feyenoord en daarvoor bij FC Utrecht. Bij Utrecht kwam ik al in aanraking met het ondersteunen van goede doelen en bij Feyenoord was dat natuurlijk ook zo. We gingen bijvoorbeeld langs in het Sophia Kinderziekenhuis. Dat raakte me enorm. Een aantal mensen in mijn directe omgeving adviseerde mij om zelf een Foundation op te zetten. In eerste instantie zijn we toen met een aantal Katwijkers projecten gestart. We ondersteunden onder andere een weeshuis in Nepal en straatkinderen in Brazilië. Maar we ontdekten dat mensen niet echt wisten waar de Foundation om draaide. Daarom wilden we voor één bepaald iets gaan. Ik ben toen gaan kijken wat het best bij mij paste. Omdat ik zo ontzettend veel aan sport te danken heb, wilde ik graag op die manier iets teruggeven. Zo kwamen we uit bij sporten voor mensen met een beperking. Dat onderwerp heeft gewoon aandacht nodig. Hier zijn we op gaan focussen en dat gaat, vooral de laatste jaren, heel goed.”

Doorgaans starten sporters na hun carrière met dit soort ondernemingen. Waarom ben jij er nu al mee bezig?
“Als voetballer heb je een enorm bereik. Je kunt veel mensen benaderen, maar ook met elkaar verbinden. Juist die verbondenheid vind ik erg belangrijk. Als je voor Feyenoord speelt dan weet iedereen wie je bent. Er zijn veel mensen die je bewonderen. Die mensen probeer ik te benaderen en te motiveren om ook iets terug te geven aan de maatschappij. Ik ben van mening dat als je iets wilt bereiken, je het samen moet doen. Ik wil en kan bedrijven naar de Foundation toetrekken. We hebben een fantastisch bestuur van mensen die heel dicht bij me staan en ook mooie bedrijven die zich bij ons hebben aangesloten. Dit zijn voornamelijk bedrijven uit Katwijk. Het doel is om door heel Nederland een netwerk op te bouwen waar we een front mee kunnen vormen en zoveel mogelijk goede dingen kunnen doen.”

Kuijt
“De foundation is echt blij met elke bijdrage, hoe klein of groot ook!”

Ben je van plan om meer tijd te besteden aan je werk voor de stichting als je voetbalcarrière er op zit?
“Ja. Het is altijd de opzet geweest om gedurende mijn carrière een fundament te leggen en dit na het voetballen verder te ontwikkelen. Ik ben er best wel trots op dat de Foundation nu al zo groot is geworden. Een van de dingen die wel eens knagen is dat ik fysiek niet zo betrokken kan zijn als ik zou willen. Maar na mijn voetbalcarrière zal ik waarschijnlijk meer tijd hebben om vaker aanwezig te zijn tijdens evenementen.”

De Foundation bestaat nu elf jaar. Wat hebben jullie tot nu toe bereikt?
“We zijn in Katwijk begonnen en daar hebben we partners gevonden die ons financieel steunen, maar ook hulp bieden bij het organiseren van evenementen. In eerste instantie waren dat voornamelijk bedrijven uit de Bollenstreek. Inmiddels zijn we groter gegroeid en worden we bijvoorbeeld gesteund door een groot bedrijf als HDI en zelfs de Vriendenloterij. Hierdoor zijn we in staat om meer dan 75 evenementen per jaar te organiseren. Ik vind het wel belangrijk om te vertellen dat het niet alleen maar om geld draait. Het gaat voornamelijk om de verbinding die we zoeken. We willen dat mensen het gevoel hebben dat wat de Dirk Kuyt Foundation doet, fantastisch is. Alle steun die we krijgen waarderen we enorm. Hierom hebben we ook ‘Dirks 11’ opgericht. We willen het fundament waarmee we begonnen zijn niet vergeten. Deze bedrijven die zich vanaf de eerste dag bij onze Foundation aansloten, zijn nu misschien niet meer onze grootste sponsors, maar zij vormen wel de basis. We vinden iedereen die ons steunt even belangrijk. Van de grootste sponsor, tot iedereen die tijd in ons steekt.”

Kun je een of meerdere van jouw hoogtepunten sinds het bestaan van de Foundation benoemen?
“Ik ben trots op alles wat we tot nu toe bereikt hebben. Voor mij was een hoogtepunt het tienjarig bestaan in 2015. Terugkijkend op de jaren realiseerde ik me dat we een echte Foundation neergezet hebben en dat die succesvol is. Ook ben ik dankbaar dat we zoveel evenementen in die tien jaar hebben kunnen organiseren. En trots op al die partners die zich bij ons aangesloten hebben. We hebben inmiddels ook twee keer een gala mogen organiseren. Ik vond het zo mooi om al die mensen op dat gala bij elkaar te zien. Allemaal strijdend voor het goede doel dat wij nastreven.”

In juni dit jaar is de Foundation een samenwerking aangegaan met de Feyenoord Supporters vereniging. Kun je uitleggen met welk doel dit is gebeurd?
“De FSV heeft heel veel leden en we hebben natuurlijk al een verbinding, namelijk Feyenoord. De saamhorigheid binnen het Legioen is denk ik vergelijkbaar met de saamhorigheid binnen de Dirk Kuyt Foundation. We willen zoveel mogelijk Feyenoord-supporters verbinden via de Dirk Kuyt Foundation. Iedereen kan dat op zijn eigen manier doen. Elke bijdrage waarderen wij enorm. Als iemand sportief is, kan en wil helpen, dan is dat geweldig. We zien ook dat veel vrijwilligers zo enthousiast raken door het werk, dat ze er extra energie van krijgen. De meesten zien we bij volgende evenementen ook weer terug.”

Op welke manier kan iemand doneren en voor welke functie zoeken jullie met name vrijwilligers?
“Doneren kan heel eenvoudig via de acceptgiro die bij deze editie van de Hand in Hand is bijgesloten. Verder zijn we op dit moment voornamelijk op zoek naar Regioambassadeurs. Voor deze functie bezoek je namens de Dirk Kuyt Foundation sportevenementen voor mensen met een beperking in je eigen regio. Je kijkt hoe het evenement verloopt, wat goed gaat en wat eventueel verbeterd kan worden. Je toont interesse in de organiserende partij en vanzelfsprekend in de deelnemers. Deze functie is er omdat wij het belangrijk vinden het contact met de verenigingen en organisaties die we ondersteunen optimaal te houden. Voor meer informatie kun je kijken op www.dirkkuytFoundation.nl/help-mee.

Welke evenementen staan er gepland in de nabije toekomst?
“We hebben sinds kort een samenwerking met Brownies & Downies, de lunchroom voor mensen met een verstandelijke beperking. In februari organiseren we een sportevenement voor al die filialen. Volgend jaar organiseren we voor het eerst een Dirk Kuyt Foundation Kampioenendag. Dat wordt een dag waarop zoveel mogelijk sporten voor mensen met een beperking bij elkaar komen en waar diverse landelijke kampioenschappen worden gespeeld. Dit is nieuw en we zijn op dit moment druk bezig met de organisatie hiervan.”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

HIH, december 2016: Berghuis, Botteghin, Kuyt en prachtige historie

voorpagina-hih-dec-2016

Dit weekend ploft hij op de mat bij leden van de Feyenoord Supportersvereniging: de vierde uitgave van Hand in Hand van dit seizoen. Ideaal leesvoer tijdens dit koude weekend. Het magazine is ditmaal gevuld met onder meer een interview met Dirk Kuyt over zijn foundation, gesprekken met Eric Botteghin, Steven Berghuis en Andrea Tapia, een reisverslag uit Odessa en prachtige historische verhalen.

Berghuis praat in zijn interview vol lof Feyenoord: “Ik ben bij een prachtige club terechtgekomen. Feyenoord leeft ontzettend en ik krijg hele leuke reacties. Als ik uit de spelerstunnel kom, zijn de supporters positief over me. ‘Kom op Berghuis, laat wat zien Berghuis!’ Het is natuurlijk schitterend om voor een volle Kuip te spelen. Helemaal wanneer je scoort geeft dat een heerlijk gevoel. Zoals tegen Excelsior, toen ik lekker op dreef was. Mijn vriendin had het na die wedstrijd over de sfeer. Ze heeft al veel stadions gezien, maar zoals hier is het nergens.”

Verder: Eddy Pieters Graafland, het derde boek uit de trilogie van Jan Oudenaarden, Feyenoord-fotograaf John de Pater, een ‘vodje’ uit een schoenendoos dat een prachtig Feyenoord-relikwie bleek te zijn, oude ansichtkaarten, Feyenoord-vrijwilliger Mo Nouhaili en een verhaal over het bezoeken van uitwedstrijden.

Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging doet u door hier te klikken. Als lid geniet u naast vele voordelen maandelijks van ons exclusieve magazine Hand in Hand.

Bron: Hand in Hand, december 2016

Op zoek naar Lars Elstrup

Elstrup

Lars Elstrup ging de Feyenoord-geschiedenis in als de zoveelste spits die niet de nieuwe Ove Kindvall bleek. Hij werd niettemin Europees kampioen en scoorde in Engeland evenveel goals als Gary Lineker. Daarna raakte hij depressief, meerdere keren en steeds erger. Twee maanden geleden rende hij ineens naakt over het veld tijdens een Deense Eredivisie-wedstrijd. Hoe is het met Lars Elstrup? Op zoek naar de Deense spits.

Tekst: Mark Lievisse Adriaanse
Foto: Piet Bouts

“Lulstrup”, noemden sommigen Feyenoord-fans de Deense spits. Wat Lars Elstrup bij Feyenoord te zoeken had, ze hadden geen idee. En Lars Elstrup zelf trouwens ook niet. Het team waar de introverte Deen, een voormalig bankbediende, in 1986 in belandt is een groep van gestaalde en geharde profs, Rotterdamse jongens die van uitdelen houden. Op trainingen delen gasten als Sjaak Troost elleboogstoten uit. Idiote supporters gooien twee stenen door de ruiten van zijn huis en prikken de banden van z’n auto lek.

Het begon allemaal nog goed: twee goals tegen Santos tijdens het AD-toernooi, Feyenoord door naar de finale, drie goals in de eerste vijf competitiewedstrijden. Maar na twee seizoenen, 65 wedstrijden en slechts negen goals keert de doodongelukkige Elstrup terug naar Denemarken, naar Odense BK. Na een razend succesvolle comeback – 17 goals in 18 wedstrijden – wacht het Engelse Luton Town. Met 850.000 pond is hij er meteen de recordaankoop.

Ook in Luton lacht het leven Elstrup niet toe. Al bij aankomst twijfelt hij: wat een treurige, grauwe stad. Maar hij tekent er en scoort vijftien goals – dat seizoen evenveel als Gary Lineker – en houdt Luton in de First Division, dan de hoogste Engelse divisie. Toch keert hij terug naar Denemarken, terug naar huis. Bij Odense BK doet hij het zo goed dat hij, even verrassend als de Deense kwalificatie voor het EK na de diskwalificatie van Joegoslavië zelf, geselecteerd wordt voor het EK in Zweden.

Wat er in Zweden gebeurt is bekend. Het Deense elftal wordt tegen alle verwachtingen in Europees kampioen. Elstrup scoort de beslissende goal tegen Frankrijk, waardoor de Denen doorstoten naar de halve finales. Denemarken juicht, maar Elstrup kan er niet van genieten. Na nog een jaartje bij Odense BK stopt hij verrassend.

Demonen en depressies
Elstrup raakt zwaar depressief, sluit zich aan bij een anarchistisch-boeddhistische sekte. Soms dwaalt hij door Kopenhagen, bedelt wat, laat als dank z’n lul zien. Hij wordt in Londen gesignaleerd, naakt. Hij verlaat de sekte weer als hij z’n hond niet meer mag zien en ligt jarenlang in bed. Alleen, zielsongelukkig, met een mes naast z’n bed om desnoods z’n polsen maar door te snijden. Z’n mensenschuwheid weerhoudt hem ervan een pistool te kopen om zichzelf door het hoofd te schieten.

Een bezoek aan een guru in 1999 verandert zijn leven. Althans: soms is Elstrup een tijd gelukkig. Dat duurt dan een paar jaar, waarin hij zich een nieuw mens voelt maar voor velen onnavolgbaar blijft. Dan ineens kantelt alles weer, sluit Elstrup zichzelf soms maanden op een kleine kamertjes in verlaten Deense dorpjes, loert de zelfmoord meer.

Iedereen praat altijd over Lars Elstrup. Maar wat zegt hij zelf?

Contact met Elstrup is lastig. De Nederlandse journalist Wiep Idzenga reed voor Hard Gras in een busje door Denemarken. Hij vroeg bij vrienden, bekenden, ex-teamgenoten waar Elstrup was. Niemand die het wist. Toen Idzenga hem uiteindelijk traceerde, in het ouderlijk huis, speelde hij dagen achter elkaar alleen maar online poker. Veel geld gewonnen, snel alles weer verloren. Maar ook nu: geen interview. “Hij verontschuldigde zich, maar wilde echt niet praten”, zegt Idzenga.

“Dankbaar voor mijn jaren in Nederland”
Elstrup te pakken krijgen? Het lijkt onmogelijk. Hij laat zich maar sporadisch interviewen. Het zijn spraakmakende interviews, dat wel. Aan het begin van deze eeuw laat hij zich voor het Deense BT portretteren als vrouw. De nieuwe Lars Elstrup: vrouwelijk, zacht. In 2002 interviewt Feyenoord TV hem nog. Daarna is het jarenlang stil. Tot 2012, als hij, wederom aan BT, een indringend interview geeft. Hij is – voor de derde keer – uit een zware depressie gekomen.

Maar daarna: weer stilte.

Via Facebook kom ik wél in contact met Elstrup. Het wordt zijn eerste interview sinds 2012. Hij is in India, bij z’n guru en diens ashram, een gemeenschap. Sri Ganapati Sachchidananda Swamiji hielp Elstrup elke keer weer uit depressies. En nu ook uit de Deense gevangenis, is de bedoeling. “In augustus heeft de rechtbank in Odense me veroordeeld tot zestig dagen in de gevangenis, maar dat is omgezet in een taakstraf van tachtig uur”, zegt Elstrup. “Ik moet een jaar uit de problemen blijven. Op dit moment ligt er een nieuwe zaak bij de politie in Odense. Een vrouwelijke automobilist heeft een aanklacht ingediend voor schade aan haar auto. Ik denk dat dit weer tot een rechtszaak gaat leiden en als ik veroordeeld word moet ik achter de tralies.”

De spits die Denemarken mede aan de Europese titel hielp in de bak; het zou wat zijn. Elstrup kijkt inmiddels tevreden terug op zijn voetballoopbaan – en verrassend genoeg ook op z’n tijd bij Feyenoord. “Ik realiseer me nu dat ik een hele goede voetballer was en fantastisch was in het lezen van de wedstrijd. Het verleden is voorbij en nu koester ik de vele mooie ervaringen. Ik ben dankbaar voor mijn twee jaren in Nederland. Ik herinner m’n verleden met vreugde en veel vreugdevolle momenten. Het mens dat ik destijds was, was niet sterk genoeg om te kunnen omgaan met de Nederlandse mentaliteit, want ik ben een erg zachte en beleefde ziel.”

Idzenga erkent dat. “Lars Elstrup is een hele lieve, aardige man. Bij Feyenoord kwam hij voetballers met ballen tegen. De harde voetbalwereld heeft hem niet geholpen. Hij vecht al z’n hele leven tegen demonen uit z’n jeugd, toen hij zich niet vrij voelde.”

Naakt
In de bergen van India probeert Elstrup tot rust te komen. Hij stuurt foto’s en een filmpje van de muziek. “Ik ben druk bezig mezelf als guru te vestigen”, zegt hij. Het is een levensstijl die onverenigbaar zou zijn geweest met zijn voetballoopbaan, erkent Elstrup. Het lijkt een lastige manier van leven, in volle toewijding aan het geloof, maar dat is het volgens de ex-spits juist niet. “Elke dag kijk je met nieuwe ogen en een nieuw bewustzijn naar de wereld. Het confronteert iedereen. Beslissingen en actie nemen het over van geruzie en eindeloze gediscussieer. Dan wordt de wereld mooi.”

Eindelijk is de wereld weer mooi voor Elstrup. Eind vorig jaar kwam hij uit z’n laatste depressie. “Ik stopte met voetballen op 30 juni 1993. Toen was ik 30, nu ben ik 53. Twaalf van die drieëntwintig jaar zat ik zwaar depressief met dichte gordijnen in een klein kamertje. Vier keer, elke drie jaar. De afgelopen elf jaar heb ik gezocht naar spirituele groei, zelfverwezenlijking, God, eeuwige waarheid.” Dat hij twee maanden geleden ineens naakt over het veld rende tijdens de Deense Eredivisie-wedstrijd Randers FC – Silkeborg IF was “een boodschap aan de wereld”, aldus Elstrup. Klopt, zegt Idzenga, maar het “zijn ook pogingen om los te komen van zijn psychische gesteltenis, van zijn jeugd.”

Er wordt vaak gelachen over Lars Elstrup. Hij verschijnt in lijstjes met rare voetballers, geniale gekken, spelers die na hun carrière diep zonken. Er wordt dan verwezen naar de tijd dat hij naakt door Londen liep, of in Kopenhagen dagenlang middelvingers op stak naar voorbijgangers. Of Elstrup wordt neergezet als hét symbool van de zware tijd waarin Feyenoord eind jaren tachtig zat. Wat een tijden, als er zelfs zó een idioot gekocht werd. Onterecht, zegt Idzenga. “Hij was geen miskoop”, zegt Idzenga. “Dat is iemand die niet kon voetballen. Lars Elstrup kon echt goed voetballen. Maar de gekte die er al in hem zat, is er mede door de harde voetbalwereld uit gekomen.”

Een uitgebreider interview met Elstrup verscheen eerder op Vicesports.nl

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

Op de bank met Adrie Moulijn

Adrie Moulijn

In januari is het vijf jaar geleden dat haar man overleed. Haar grote liefde Coen Moulijn verdween uit haar leven, maar Feyenoord bleef. “Ik heb er veel steun aan.”

Tekst: Ellen Mannens
Foto’s: Hélène Meulstee, privé archief

“Jongens, nemen jullie cake”, zegt Adrie Moulijn, terwijl ze een schoteltje met een paar goeie plakken cake naar voren schuift. We zitten op de sofa in het appartement waar ze ooit met Coen introk. Het panoramaraam hier op de achtste verdieping biedt uitzicht over de Maas en natuurlijk de Kuip. ”Maar dat is toeval hoor”, zegt Adrie. ”Het is wel mooi als de lampen aan staan. Dat zag ik pas voor het eerst toen het Nederlands elftal moest spelen. Anders zie ik dat nooit, want ik zit zelf in het stadion. Mensen vinden het vreemd als ik er een keer niet ben.”

Die eerste keer naar het stadion na het overlijden van haar lieve Coen, dat was het moeilijkst. “Het was ineens heel alleen binnenkomen. Maar ik ben wel meteen vanaf de eerste dag gegaan. Daar ben ik blij mee, want ik heb er veel steun aan. Het gemis blijft, maar het geeft ook een warm gevoel. Ik kijk nog steeds voetbal in businessunit ‘t Oude Noorden, daar kan ik mezelf zijn.”

Adrie Moulijn

Adrie Moulijn, 34 jaar was ze samen met Coen Moulijn. Onafscheidelijk. “We kregen pas iets toen hij al was gestopt met voetballen, maar natuurlijk was er altijd wel iets te doen rond voetbal waarvoor hij werd uitgenodigd. Dan had ik de hele dag in de kledingzaak gewerkt en was ik moe, maar kleedde ik me toch weer om als hij vroeg of ik meeging.”

Toch komt de liefde van Feyenoord in eerste instantie niet van Coen. De Feyenoordliefde zat er al veel eerder in bij Adrie, die opgroeide in Zeeland. “Ik kom van Tholen, waar Bart Nieuwkoop nu woont. Mijn ouders waren schippers, dus ik woonde bij mijn oma. Zij ging nooit naar voetbal, ik daardoor ook niet. Maar het leefde wel heel sterk in Zeeland. Ieder weekend vertrokken ze met bussen tegelijk naar Rotterdam voor Feyenoord. Dus ik was ook voor Feyenoord.”

Op haar achttiende volgden de eerste wedstrijden in de Kuip. Samen met twee vriendinnen. Maar uiteindelijk was het wel Coen Moulijn die haar vaker naar het stadion kreeg. “Mijn ex-man werd etaleur in zijn kledingzaak. Coen nodigde ons regelmatig uit en we waren natuurlijk bij zijn afscheidswedstrijd.”

Samenwonen
Het leven ging ondertussen verder. Adrie begon met haar toenmalige man een camping op Tholen. Het contact tussen de echtparen bleef. Maar het leven kan soms anders lopen dan je van tevoren bedenkt. “Mijn man en ik gingen uit elkaar. Ik had werk nodig en kon parttime aan de slag bij Coen in de zaak. Ook zijn huwelijk was misgelopen. En geheel tegen onze verwachting in, woonden we na een half jaar samen.”

Of ze nog mooie foto’s heeft van die tijd? Adrie moet even nadenken. Aan de muur hangen oude foto’s van Coen als speler, een krantenpagina over Coen, maar geen trouwfoto. Die zitten in een dik album, gemixt met foto’s van Coens vijftigste verjaardag en dubieuze foto’s van zijn oud-Feyenoord en -oranjecollega’s die een act doen voor hun voormalig ploegmaatje. De mix van foto’s in dit album is geen toeval. “We hebben ons trouwfeest gevierd op de dag dat Coen vijftig werd.”

Een slimme zet van Coen, zo zou later blijken. “Hij vroeg me op een dag dat er een filmploeg zou komen voor zijn verjaardag. ’s Ochtends moest hij nog even de deur uit. Dat deed hij wel vaker, even een visje halen bij Schmidt. Maar nu kwam hij ineens terug met een plateau met kaviaar en champagne. ‘Is dat voor die journalisten?’, vroeg ik nog. Maar hij wilde me ten huwelijk vragen. Hij wist dat er voor zijn vijftigste verjaardag een feestje in het Stadhuis was geregeld. Hij hield niet zo van al die aandacht, dus als we die dag ook ons trouwfeest zouden vieren, zou de aandacht niet zo veel op hem gericht zijn.”

Moulijn

Tante Adrie
De poes komt ondertussen even snuffelen aan de foto’s die verspreid over de grond liggen. ”Het is de poes van Raymond”, zegt Adrie. De zoon van Coen Moulijn die drie maanden voor zijn vader overleed. De grootste angst van Coen, zijn zoon overleven, werd daardoor de waarheid. “Tante Adrie noemde hij me altijd”, zegt Adrie. “Ik ken hem al als klein jochie. Hij kwam ook bij ons op de camping.”

Raymond is er niet meer en in januari is het vijf jaar geleden dat Coen Moulijn overleed aan de gevolgen van een herseninfarct. Naast de poes van Raymond is het enige dat is gebleven Feyenoord. Daarom gaat ze nog steeds iedere wedstrijd en is ze nog net zo fanatiek. “Willem van ’t Wout (boezemvriend van Coen Moulijn en eigenaar van businessunit ’t Oude Noorden, red.) moet altijd om me lachen. ‘Denk om je hart’, zegt ’ie als het spannend wordt op het veld. En na de wedstrijd altijd even naar het spelershome. Kreijermaat en Guus Haak zitten altijd op hetzelfde bankje en je weet al wat ze gaan zeggen, dus meestal begin ik: ‘Toen jullie voetbalden was het beter hè’, zeg ik dan. Coen vergeleek het spel niet. ‘Je moet aan deze tijd denken, niet aan onze tijd’, zei hij dan.”

Gastvrouw
Misschien is het daarom ook wel extra mooi dat Adrie werd gevraagd gastvrouw te worden op Varkenoord. “Als het tweede moet spelen op maandagen ben ik gastvrouw in de bestuurskamer. Heel leuk om te doen, want zo maak je ook kennis met al die jonge spelers en zie je mannen als Makaay weer eens. En het past bij me. In de winkel hielp ik ook altijd mensen…. Willen jullie nog iets anders drinken trouwens?”

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

Duim omhoog, Feyenoord achterna

Waterman, Andere Tijden Sport

Je kunt naar de foto blijven kijken. Naar de mensenmassa aan de reling die luidkeels Hand in Hand kameraden zingt. Het spandoek met rijm: ‘Feyenoord als het effe kan, willen we ook naar Londen met de Waterman.’ Maar vooral naar de man in het rode trainingspak met de hoge blauwe gympen, die zijn kameraden juichend welkom heet in Lissabon, waar Feyenoord zich ten koste van Benfica wil plaatsen voor de finale van het Europa Cup toernooi voor landskampioenen.

Jan Reedijk is dan 34 jaar oud. Zijn vader was suppoost in De Kuip. Zo raakte hij als kleine jongen verknocht aan de club die hij in 1963 tot in alle uithoeken van Europa zal volgen. Feyenoord brengt het land in vervoering met een ongekende zegetocht langs steden als Genève, Düsseldorf, Boedapest, Antwerpen en Parijs. Elke keer als er een nieuwe club uit de koker rolde, trok Jan Reedijk zijn trainingspak aan, stopte een paar schone hemden en onderbroeken in zijn koffer, ging langs de weg staan en stak zijn duim omhoog.

1500 kameraden gaan in mei 1963 aan boord van de stoomschepen Groote Beer en Waterman om hun club in Lissabon te steunen. Het goedkoopste ticket kost 250 gulden. Dat heeft Jan niet. Dan maar liften, 2400 kilometer. Het moet een gigantische onderneming zijn geweest, maar Jan was op tijd om de schepen met de rest van het Legioen te verwelkomen. Zijn verschijning blijft niet onopgemerkt op de kade. Keeper Eddy Pieters Graafland heeft hem zelfs gefilmd, een beeld dat terugkeert in de Andere Tijden Sport-documentaire ‘De Geboorte van Het Legioen’.

Een aantal maanden geleden bezocht ik Jan in het verzorgingstehuis Borgsate waar hij zijn laatste jaren doorbracht in de liefdevolle handen van Priscilla van Engelsdorp. “Als Feyenoord speelde, zat hij voor de televisie,” vertelde ze. “Daar liet hij gerust een maaltijd voor schieten.” De herinnering aan het avontuur van 53 jaar geleden was vervaagd, maar als ik Jan het fragment uit de documentaire laat zien, kijk hij indringend naar zijn evenbeeld. “Ik kan wel janken als ik dit zie,” zegt hij uit het niets. Tranen wellen op.

Jan Reedijk is dinsdag 27 september 2016 op 87-jarige leeftijd overleden. Dankzij de iconische foto van Jan Sterk heeft hij voor altijd een plek in het collectieve geheugen van Feyenoord. Zijn club.

Steven van der Gaag
Andere Tijden Sport

Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.

Hand in Hand zoekt fans voor bijzondere foto’s

Feyenoordshirt op Feyenoord-logo

Hand in Hand komt binnenkort met een nieuwe rubriek: ‘Fans in de spotlights’. Wij willen bijzondere fans en / of bijzondere attributen op de foto zetten. Daarom zijn we op zoek naar gegadigden die het leuk vinden hier aan mee te werken en niet fotocameraschuw zijn.

Wij zoeken voor de eerste edities:
• Wie is op dezelfde dag jarig als Feyenoord? (19 juli)
• Wie heeft het oudste / een oud shirt van Feyenoord?
• Wie heeft dankzij Feyenoord een lange / bijzondere vriendschap opgebouwd?

Stuur een mail naar [email protected]. Vermeld je naam, leeftijd, woonplaats en telefoonnummer. De foto’s worden gemaakt bij De Kuip.